Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud artikelen] [Home] |
Op 25 juni 2017 was het precies 500 jaar geleden dat er een bloedige aanval op de stad Medemblik plaatsvond door een leger van Friese opstandelingen en huurlingen in dienst van de Hertog van Gelre. Deze werd mede geleid door een woeste Friese krijgsheer, die bekend staat als Grote Pier (Lange Pier), of op zijn Fries: "Grutte Pier" of "Greate Pyr".
De onverwachte aanval op Medemblik, waarbij de stad uiteindelijk in brand werd gestoken, had tot gevolg dat 1517 een regelrecht rampjaar voor de Raboudveste was en zal daarom door de Medemblikkers niet voor niets worden herdacht. Dit schrijven is de eerste van een reeks van vijf korte artikelen over Grote Pier en zijn moordlustige aanvallen in Holland, met Medemblik in het bijzonder.
Een ingekleurde fantasieprent van Grutte Pier van Pieter Feddes van Harlingen (ca. 1586-1623). Uit: Pierius Winsemius, Chronique ofte Historische geschiedenisse van Vrieslant, 1622. Collectie Fries Museum. |
"Een groot, zwaar man met grote ogen, brede schouders en een lange baard. Met een gruwelijk en zonderling voorkomen als hij kwaad was. Hij was grof en onbeholpen van spraak en voorkomen, want hij was geen groot spreker voor het gerecht of tegenover heren. Met zijn grove Friese manier om zijn doel te bereiken had hij altijd succes. Dat ging op zo'n logge wijze, dat hij bij alle aanwezigen de lachers op zijn hand kreeg. Hij was wreed en fel naar zijn vijanden toe, maar was redelijk van hart zoals dat een goed christen betaamt, want zijn mening was terecht."
Een eigenaardig verhaal, verklaart de naam van een plek in de omgeving van Kimswerd dat Fivefal ('Vijfval') wordt genoemd. Vijf mannen waren op zoek naar Grote Pier, kennelijk om hem uit te dagen en kwamen op een bepaald moment op het land van een boer, die aan het ploegen was. Een van de mannen vroeg aan hem of hij wist waar Pier woonde. De boer maakte de ploeg van het paard los en tilde het met één hand van de grond af. Hij wees ermee in de richting van zijn boerderij en zei: "Daar woont hij", en terwijl hij de ploeg op de grond zette zei hij vervolgens: "En hier staat hij". Daarop sloeg hij de vijf mannen één voor één tegen de grond, tegelijkertijd met het uitspreken van het woord "Val!". Vanwaar de naam "Vijfval"
De daden van Grote Pier jaagde enorm veel schrik aan bij zijn vijanden. Zijn ego werd enorm versterkt door de bijnamen, waar hij erg trots op was: De Verwoester der Denen, de Wreker der Breemeren, de Aanhouder der Hamburgeren en het Kruis der Hollanders. Er wordt gezegd dat hij ook zijn eigen wapenschild voerde, waarop een galg en rad stonden afgebeeld.
Beeldcitaat: Het zwaard van Grote Pier, waarin de relatieve lengte t.o.v. een persoon wordt getoond. Fotograaf onbekend, Fries Museum, Leeuwarden (1953). |
De verhalen rond zijn persoon zijn nogal gruwelijk, ten eerste van hetgeen dat hij met zijn zwaard aanrichtte. Vanwege de enorme afmeting van dit wapen zou hij meerdere tegenstanders tegelijkertijd hebben onthoofd.
In het Fries Museum in Leeuwarden ligt een 6,6 kg wegend zwaard van 2,13 m lang (zie afbeelding), een zogenaamde 'Bidenhânder', een wapen dat je alleen met twee handen kon hanteren. Van dit enorme zwaard wordt gezegd, dat deze van Pier was geweest en dat deze na zijn dood naar een familielid was overgegaan.
En dan is er nog zijn beroemde, of zoals u wilt beruchte sjibbolet (een zin die alleen goed uitgesproken kan worden door inheemsen van een bepaald gebied), dat hij gebruikt zou hebben om Friezen van de Hollandse opvarenden op de Zuiderzee te onderscheiden:
"Bûter, brea en griene tsiis, hwa dat nette sizze kin, is gjin oprjochte Fries".
(Boter, roggebrood en groene kaas, wie dat niet kan zeggen, is geen ware Fries).
Omdat alleen Friezen deze zin goed en vloeiend konden uitspreken, vielen gevangen genomen Hollanders door de mand. Zij verloren vervolgens hun hoofd of werden overboord gegooid. De schepen van de vijand werden geplunderd, ingenomen of tot zinken gebracht. Dit terwijl sommigen van de overlevende opvarenden eraan waren vastgeketend.
Er wordt ook verteld dat sommige gevangenen, voordat ze overboord werden gezet, eerst met de ruggen tegen elkaar werden vastgebonden.
Het is niet bekend wie de opbrengst van de plunderingen kreeg, maar er wordt verondersteld dat ze uiteindelijk aan Piers bondgenoot, de Hertog van Gelre zijn afgestaan.
Tot zover over de persoon van Grote Pier en de verhalen die over hem worden verteld. In de volgende aflevering zal ik eerst iets zeggen over de voorgeschiedenis, nog voordat Grote Pier in beeld kwam.
Waarom Pier de wapens tegen de Hollanders opnam, vertel ik in deel drie van deze serie.
Portret van Maximiliaan I door Albrecht Dürer, 1519 |
Nu is het zo dat een zeer groot deel van West-Europa feitelijk tot een groot rijk behoorde. Dit was het Heilige Roomse Rijk, waarvan het grootste gebied werd gevormd door het huidige Duitsland, maar ook de Lage Landen maakten daar deel van uit. Omdat Maximiliaan ook nog eens keizer van dit Rijk was, wordt hiermee aangegeven dat hij een erg machtig man moet zijn geweest.
Hoe zat destijds de vork in de politiek-geografische steel? Om dat te illustreren zal ik een en ander toelichten met een beknopt overzicht van de verschillende gebieden:
1. De gewesten van de Lage Landen voorheen de Bourgondische Nederlanden, kwamen sinds 1477 in handen van de 'Bourgondische' Habsburgers, waaronder Holland, Zeeland, Brabant, Vlaanderen en Henegouwen.
2. Het Sticht (Utrecht) en Oversticht (Overijssel en Drenthe) die onder het gezag van de bisschoppen van Utrecht stonden.
3. Gelre (Gelderland), maakte eveneens voorheen deel uit van de Bourgondische Nederlanden, maar werd tegen de wil van de Habsburgers een onderwerp van onafhankelijkheidsstrijd en expansiepolitiek. Dit onder leiding van de Hertog Karel van Gelre.
4. Friesland, het noordelijk gebied van de Lage Landen met de huidige provincies Friesland en Groningen, alsmede het aanliggende Oost-Friesland (in het tegenwoordige Duitsland).
Schieringers vragen in maart 1498 bescherming aan Hertog Albrecht van Saksen. Fragment van een kunstwerk door Julius Scholz (1825-1893). |
In de Lage Landen kon Maximiliaan niet overal tegelijkertijd met zijn manschappen aanwezig zijn. Zo kreeg hij de hulp van Albrecht van Saksen, die de gewesten, met name Holland en Zeeland met zijn leger onder controle hield. Maximiliaan was daar kennelijk zo mee in zijn sas dat hij Albrecht van Saksen de functie van landvoogd toekende.
Albrecht speelde een niet onbelangrijke rol in Medemblik. Mede omdat hij een flink bedrag had voorgeschoten om de soldij van de manschappen te betalen, kreeg hij zelfs het kasteel in onderpand en verbleef daar regelmatig.
Albrecht trad in deze hoedanigheid bijvoorbeeld hard op tegen de deelnemers van de Kaas- en Broodopstand (1491-92). Zo veroordeelde hij 135 opstandelingen, waaronder 10 poorters van Medemblik. Ze werden verplicht om schaars gekleed, barrevoets en met een wit stokje in de hand, Albrecht vergiffenis te vragen. Na betaling van 300 Andriesguldens werd deze vergiffenis gegeven. Wat met diegenen gebeurde, die dit bedrag niet konden ophoesten, laat zich raden.
In Friesland hadden de inwoners van oudsher geen echte staatsvorm met een staatshoofd aan de leiding, maar vormden een zogenaamde vrijstaat, waarin men het liefst het feodalisme van de diverse 'buitenlandse' heersers buiten de deur wilde houden. Het rechtssysteem was nog steeds geënt op de Lex Frisionum, dat ooit door Karel de Grote werd ingevoerd. Zo'n vrijstaat binnen het Heilige Roomse Rijk was een doorn in het oog van Maximiliaan.
Friesland was opgedeeld in personele tribale gebieden met een eigen heer. Deze hoofden hadden hun domicilie in zogenaamde stinsen ('steenhuizen', versterkte kasteelachtige woonhuizen). Ondanks dat men veel waarde hechte aan de Friese vrijheid begonnen zich toch hevige interne conflicten op te treden.
Er bestond al een lange tijd een verwoede strijd tussen twee rivaliserende groepen die de Schieringers en Vetkopers werden genoemd. Waar deze eigenaardige namen vandaan komen is vooralsnog een raadsel.
In ieder geval, toen de Schieringers in het nauw werden gebracht zonden ze in 1498 een delegatie naar Medemblik (of Meissen) om steun aan Albrecht van Saksen te vragen. Dit kwam Maximiliaan goed uit omdat dit voor hem de mogelijkheid gaf om Friesland onder invloed van de Habsburgers te brengen. Prompt werd Albrecht tot potestaat (militair machthebber, gouverneur) van Friesland en Groningen benoemd.
Hertog Albrecht van Saksen III ('de Kloekmoedige). Erfpotestaat van Friesland. Door Pieter Feddes van Harlingen, 1618 - 1620. Bron: Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. RP-P-OB-50.598. |
Tot zover een kort relevant overzicht van de politieke situatie van rond 1500. In het volgende artikel, wordt het duidelijk hoe Grote Pier, als strijder voor een vrij Friesland in beeld kwam.
Mijn vorige schrijven ben ik ingegaan met de benoeming in 1498 van Albrecht van Saksen tot potestaat van Friesland door Maximiliaan I. Dit betekende feitelijk het einde van de Friese vrijstaat, die sowieso al eeuwenlang een doorn in het oog van de heersers van het Heilige Roomse Rijk was. In dit artikel beschrijf ik in het kort de daden van het Saksische bewind in Friesland en hoe Grote Pier als vrijheidsstrijder van de Friezen in beeld kwam.
Buiten graaf Edzard om, sloot de stad Groningen op 3 november 1514 een verdrag met Karel van Gelre die daar als heer werd gehuldigd. Dit was het begin van een nieuwe strijd. Enkele Friese edelen besloten dit voorbeeld te volgen en in hetzelfde jaar riepen ook zij, ter ondersteuning van hun strijd tegen Georg van Saksen, de hulp van de Geldersen in.
Enkele weken na zijn benoeming tot heer van Groningen, landde een Gelders leger in Gaasterland en beheerste in korte tijd het zuiden van Friesland en daarmee de toegang tot de Zuiderzee.
De Saksers maakten op hun beurt Friese krijgsgevangenen. Het is beschreven dat Otto van Diepenholt, bevelhebber van Appingedam en zijn hopman Cornelis Funck van Anhalt in 1514 in kettingen werden weggevoerd en mogelijk op het kasteel van Medemblik gevangen werden gehouden.
Karel van Gelre (Karel van Egmond)(1467-1538). |
De reactie op de verovering door de Geldersen was erg drastisch. Saksische huurlingen verenigden zich in een niets ontziend, moordend, plunderend en brandstichtend leger, die de beruchte naam de Zwarte Hoop kreeg. Er is in dit verband beschreven dat huurlingen uit Medemblik als beesten te keer zijn gegaan. Dit zou wel eens een reden geweest kunnen zijn dat Grote Pier zich eerst zijn pijlen op Medemblik richtte toen hij zich over de Zuiderzee, in de richting van Holland begaf.
De macht van Georg van Saksen was ondertussen, mede wegens geldgebrek ondertussen zodanig tanende, dat hij zijn rechten en aanspraken op 19 mei 1515 voor 100.000 goudguldens doorverkocht aan Karel V, de kleinzoon van Maximiliaan I.De dapperheid van Grote Pier, anno 1516, 19de-eeuws schilderij dat de strijd van Grote Pier verheerlijkt (Johannes Hinderikus Egenberger, olie op doek, Stadhuis Sneek) |
Op 11 januari 1517 nam Floris het besluit om Sneek te belegeren. In deze stad waren Grote Pier en de Arumer Zwarte Hoop als ballingen aanwezig. Dit beleg kwam voor Floris gunstig uit omdat de stadsgrachten waren dichtgevroren. Het was pech voor de Habsburger manschappen, dat de Snekers uitbraken en enkele kloosters in de omgeving in brand staken, zodat de troepen van Floris geen beschutting meer hadden. Terwijl er in de stad een groep was, die zich wilde overgeven waren het Grote Pier en de Arumer Zwarte hoop, die het verzet juist wilden voortzetten. Overgave aan Floris bleek overigens geen zin te hebben. Omdat de dooi inviel, werd het beleg uiteindelijk beëindigd.
Een tweede wapenstilstand tussen de Franse koning en Karel V in het voorjaar van 1517 liep ook op niets uit. De Habsburgers namen de gelegenheid om de troepen in Hindelopen te versterken, maar dit bleek een zinloze bezigheid, want vanuit Sneek deed Grote Pier met de Arumer Zwarte Hoop, dat ondertussen tot een flink leger was uitgebreid, een aanval en veroverde Hindelopen. Dit was gelijk zijn kans om in ieder geval een deel van de Hollandse vloot te vernietigen. Een deel van de veroverde schepen kon hij kennelijk goed gebruiken, want in samenwerking met de Gelderse huurlingen maakte Pier met zijn Arumer Zwarte Hoop de Zuiderzee voor de Hollanders met hun piratenschepen onveilig. In zijn grootste zeeslag zou hij volgens Thabor zelfs 28 Hollandse schepen hebben gekaapt, terwijl de ca. 500-koppige bemanning zonder pardon overboord werd gezet.
De Hoornse kroniekschrijver Velius beschreef dat de laatstgenoemde wapenfeiten, in ieder geval voor een deel, voor de kust van Hoorn hadden plaats gevonden. Gedurende de maanden augustus en september 1518, dus ruim een jaar na Pier's aanval op Medemblik.
De piraterij van Grote Pier werd door Nidek en LeLong in 1792 als volgt beschreven:
"Lange PIER ook Grote PIER genaamd, was een der wreedste en onvertzaagdste zeeschuimers, welken in onze vaderlandsche geschiedenissen beken zyn. Van het jaar 1515 tot in 1518, maakte hy de zuiderzee geheel onveilig, nemende niet alleen alles gevangen wat hem tegen kwam, maar had zelfs de ontmenschte gewoonte, van zyne gevangenen zonder mededogen over boord te werpen. Hy was een onverzoenlyk vyand der Hollanders, en nam in den jare 1517, verscheiden koopvaardyschepen weg, zo rasch zy binnen de gaten in de zuiderzee gekomen waren. Alles wat hy aantrof, boeyers, visschers, turf- en ander schepen werden goeden prys verklaard, en de gevangenen op gruwlykste wyze om het leven gebragt."
Tot zover de zeeschuimerij van Grote Pier en zijn Gelderse bondgenoten, die door de Hollanders de bijnaam 'Gelderse Friezen' kregen. Pier kreeg ondertussen zijn geuzennaam: 'Kruis der Hollanders'.
In het volgende artikel beschrijf ik het vervolg van het verhaal, dat Grote Pier en zijn manschappen in 1517 zich in de richting van West-Friese kust begonnen te begeven en het verschrikkelijke lot dat Medemblik moest ondergaan, bezegelden.
Het titelblad van de kroniek van Medemblik door Dirk Burger van Schoorel. |
De vloot van Grote Pier voer op 24 juni 1517 op Johannes de Doperdag 's morgens rond 9 uur vanuit Lemmer richting West-Friesland, en na een dag varen kwam de kust van West-Friesland in zicht. De piraten- en oorlogsschepen voeren voorbij Enkhuizen dat door het Hollandse garnizoen goed verdedigd werd en gingen op 25 juni 's morgens vroeg in de buurt van Wervershoof voor anker. Vervolgens trok een ongeregelde bende, plunderend en brandstichtend, direct in de richting van Medemblik.
"geheelyck ende al verbrant ende gedestrueert is geweest alsoe, dat aldaer die glasen veynsteren, kelcken noch ornamenten en zijn gebleven ende de clocken gesmolten ende bedorven"
De mensen werden uit hun huizen gejaagd, deels vermoord of voor losgeld gegijzeld. De woningen werden geplunderd van de meest waardevolle spullen. Een ander deel van burgers was in staat om de vluchten. Sommigen renden in de richting van de zee, maar de meesten zorgden als de weerga ervoor om naar het kasteel te vluchten om daar hun heil te zoeken. Onderwijl werden zij door de Gelderse soldaten opgejaagd.
Een gedeelte van de inwoners van de stad vluchtten naar het kasteel. De slotvoogd wist de overvallers buiten de poort en de muren van het kasteel te houden. (Tekening door J.I. Leeflang) |
Thabor meldde dat het een grote groep burgers lukte om op tijd om binnen de slotmuren te komen alvorens de bruggen van het kasteel uit veiligheidsredenen werden opgehaald. De vluchtelingen die te laat kwamen zagen alleen kans om in de slotgracht te springen en naar het kasteel te zwemmen. Deze doodsbange vluchtelingen werden met touwen naar boven gehesen, en werden door de vensters naar binnen gehaald.
Het kasteel was goed verdedigd en zodanig van sterkte dat het niet door de belegeraars kon worden ingenomen. De bende koos uiteindelijk eieren voor zijn geld en gaf het beleg van het kasteel op. Desondanks was de schade aan het slot groot.
Nu waren de huizen en verschillende gebouwen van de stad ook aan de beurt. Naast het in de brand steken van de kerk, ging men ook over tot plunderen van de twee nonnenkloosters en staken die ook in brand. Eveneens moest het stadhuis het ontgelden, zodat van alle waardevolle stukken die zich in de archieven bevonden, niets meer over bleef.
Thabor beschreef dat allerlei goederen en voedselvoorraden werden vernietigd, en zo ook de schepen die in de haven lagen.
Alleen het kasteel, die Joost van Bueren en zijn manschappen met hand en tand verdedigde, bleef staan.
Terwijl de stad brandde als een fakkel, en geen huis meer bleef staan, verliet het leger van Grote Pier deze verschrikkelijke inferno om verder naar de omliggende dorpen op te trekken.
In de middeleeuwen, en ook daarna, waren de meeste huizen in Noord-Holland grotendeels van hout. Deze anonieme afbeelding toont de grote brand in De Rijp van 1654. Het geeft een idee in welke mate de brand in Medemblik, in 1517, woedde. (De Rijp, Museum In 't Houten Huis). |
Tot zover mijn beschrijving over de bloedige en brandstichtende rooftocht van Grote Pier, de Arumer Zwarte Hoop en de Gelderse huurlingen. Hoe het verdere verloop van deze geschiedenis plaatsvond, vertel ik in het volgende en laatste deel van deze serie, namelijk hoe het met de stad Medemblik verging, en hoe het met Grote Pier en de Geldersen afliep.
"Dit [de piraterij] duurde zo lang, tot dat men overeen kwam om een zeker getal oorlogschepen uit te rusten, die onder bevel van ANTHONIS VAN DEN HOUTE, Heer van Flateren, order ontfingen, om op de zuiderzee te kruissen en vry op de zeeschuimers te roven; dit was van dat gevolg, dat de Gelderschen onder Lange PIER het water moesten ruimen, en de ontmenschte bevelhebber, moede van zyne roveryen en stroperyen, begaf zich naar Sneek, alwaar hy eene zeer stelle levensmanier aannam."
De Grote Kerk of Martinikerk in Sneek, de vermeende laatste rustplaats van Grote Pier. Bron: Wikipedia/Michielverbeek, Creative Commons-licentie: CC BY-SA 3.0 |
Er wordt beweerd dat zijn neef Wyerd Jelckama, die de bijnaam Grutte Wierd had, hem mogelijk als leider van de Arumer Zwarte Hoop had opgevolgd. In dit verband kan gezegd worden, dat volgens de kroniekschrijver Dirk Burger van Schoorel, er in 1522 nog interventies, door de Gelderse Friezen in de Hollandse gewesten plaatsvonden. Met name de eilanden Texel en Wieringen waren de klos. Beide eilanden werden voor een groot bedrag gebrandschat, terwijl de inwoners ook nog eens van hun goederen werden beroofd. De overvallers zouden zelfs de burgemeesters van Texel hebben gegijzeld en naar Sneek hebben meegenomen.
Het standbeeld van Grote Pier in zijn geboortedorp Kimswerd, door beeldhouwer Anne Woudwijk. Bron: Wikipedia/Nijholt Creative Commons-licentie: CC BY-SA 3.0/GFDL |
In het eerste artikel heb ik melding gemaakt van het vermeende zwaard van Grote Pier, dat zich in het Fries Museum in Leeuwarden bevindt. Dit enorme wapen is een aantal jaren geleden nog een onderwerp van controverse geweest, omdat een Texaanse Amerikaan het zwaard claimde, daar hij beweerde dat hij een erfgenaam van Wyerd Jelckama zou zijn.
De helm, waarvan men aanneemt dat deze van Grote Pier is geweest wordt bewaard in het stadhuis van Sneek.
In het centrum van zijn geboorteplaats Kimswerd is een standbeeld geplaatst met de beeltenis van Pier. Dit beeld is vervaardigd door de Friese kunstenaar Anne Woudwijk. Volgens deze beeldhouwer was Grote Pier niet de gevierde Friese vrijheidsstrijder, maar in werkelijkheid laat zijn personage zien waar een mens toe in staat is als zijn basisbehoeften en -bestaan wordt ontnomen. Niettemin wordt Pier in Friesland nog steeds gezien als een ware volksheld die voor de Friese vrijheid heeft gevochten.
De inwoners van de stad Medemblik, die de bloedige aanval hadden overleefd, konden niet vermoeden, dat zij in de 'eeuw der rampen' aan nog meer onheil werden blootgesteld. In 1555 brak er weer een stadsbrand uit, die dit keer vanuit eigen gelederen was ontstaan, waarbij Medemblik voor de tweede keer grotendeels in de as werd gelegd.
Geraadpleegde bronnen en literatuur: